PSYCHOSOCIALE HERSTELZORG: VERHALEN ONTSTAAN NOOIT LOS VAN HUN OMGEVING

De verhalen die mensen over zichzelf vertellen, zijn vaak gevormd in relatie tot hun omgeving. Werkdruk, familierelaties, sociale verwachtingen, culturele normen — ze kleuren mee in hoe iemand betekenis geeft aan gebeurtenissen, én aan zichzelf. Psychisch ongemak zit zelden alleen ‘van binnen’. Verhalen ontstaan in interactie. Dat vraagt om een andere manier van kijken. Niet alleen naar klachten, maar naar het verhaal erachter en de omgeving waarin het is ontstaan. In dit artikel leg ik uit waarom.

Door: Rob Wilders, Psychosociaal Therapeut

Psychosociale herstelzorg verder kijkt dan de persoon alleen. Het is een zoektocht naar de sociale bedding van iemands verhaal; naar wat vormt, belemmert, draagt of uit balans brengt. De zorg richt zich ons op het herstel van mensen met mentale klachten in relatie tot hun sociale omgeving. Het is een vorm van therapie waarbij niet alleen naar gedachten, gevoelens of gedrag wordt gekeken, maar ook naar de context waarin deze zijn ontstaan. Verhalen staan hierin centraal: hoe iemand zichzelf ziet, hoe die persoon zich verhoudt tot anderen en welke betekenissen aan ervaringen worden gegeven.

“Het probleem is niet wie je bent, maar het verhaal waarin je bent gaan geloven.”

Veel mensen die worstelen met psychische klachten dragen een hardnekkig verhaal met zich mee. Niet zelden luidt dat verhaal: “Ik ben niet goed genoeg,” “Ik moet alles alleen doen,” of “Ik word niet gezien.” Zulke overtuigingen nestelen zich vaak diep en worden op den duur onderdeel van iemands zelfbeeld. Toch zijn dit geen feiten over wie iemand is. Het zijn de verhalen die zijn ontstaan in reactie op ervaringen, verwachtingen of toegekende waarden van de sociale omgeving.

Veel van die verhalen zijn ons verteld als waarheid, in wat ons is overkomen, in wat we zijn gaan geloven over wie we (zouden moeten) zijn. Als je als kind opgroeit met de boodschap “je moet sterk zijn” kun je later worstelen met het verhaal dat kwetsbaarheid in zwakte is. Als de manager tegen je zegt “zal ik jou een vertellen waar het aan schort…” kun je geneigd zijn hem of haar direct te geloven. Niet omdat deze verhalen ‘waar’ zijn, maar omdat ze geworteld zijn in onze sociale omgeving.

Aannames, overtuigingen, vooroordelen of meningen

In sociale interacties praten we vaak in aannames, overtuigingen of meningen. Dat doen we niet zomaar. Ze geven houvast. Als we zeggen: “Zij bedoelt het vast goed,” of: “Hij luistert nooit,” dan ordenen we de werkelijkheid. We proberen grip te krijgen op wat er gebeurt, wie we tegenover ons hebben en wat onze plek is in het geheel. Overtuigingen bieden structuur en snelheid — we hoeven niet telkens het hele plaatje opnieuw te bekijken.

Die neiging is menselijk. In een wereld vol prikkels willen we snel filteren. Is dit veilig? Bekend? Voorspelbaar? Aannames besparen energie. Ze maken communicatie efficiënt. In werksituaties, relaties of drukke sociale omgevingen geeft het een gevoel van controle: je weet (of denkt te weten) wat je aan iemand hebt.

Maar er zit ook een keerzijde aan. Want diezelfde aannames kunnen de nuance uit het gesprek halen. Ze vernauwen onze blik. We denken te weten wat de ander denkt of voelt, en vergeten te vragen. We vullen in, plakken etiketten, of reageren op onze eigen verhaalversie in plaats van op de ander zelf. Zo ontstaan misverstanden, oordelen of afstand.

Dat gebeurt vaak subtiel. Iemand zegt iets, en wij horen wat we verwachten te horen. Of we reageren op een gezichtsuitdrukking alsof we al weten wat die betekent. We vergeten dat elke situatie gelaagd is — dat gedrag meerdere betekenissen kan hebben. Zo kan stilte verlegenheid zijn, maar ook protest. Een boze toon kan uit irritatie komen, of juist uit onmacht.

Aannames geven schijnzekerheid. Ze maken de wereld overzichtelijk, maar soms te eenvoudig. Want zodra we denken: “Zo is hij nu eenmaal,” sluiten we de deur voor verandering. Voor nieuwsgierigheid. Voor de mogelijkheid dat de ander ons iets nieuws te vertellen heeft.

Wie zijn aannames durft op te schorten, maakt ruimte. Voor vragen in plaats van invulling. Voor luisteren in plaats van reageren. En precies daar, in die ruimte, ontstaat verbinding. Echte ontmoeting begint niet bij weten, maar bij niet-weten.

Niet de symptomen maar de interactie met de omgeving staat centraal

In plaats van te focussen op het verminderen van klachten, kijkt psychosociale herstelzorg naar de samenhang tussen binnenwereld en buitenwereld. Psychisch ongemak ontstaat vaak in wisselwerking met relaties, werksituaties, cultuur of verwachtingen. Een depressief gevoel, angst of onzekerheid komt zelden uit het niets. Het hangt vaak samen met hoe iemand zich verhoudt tot de wereld om zich heen.

Dat betekent dat we niet alleen vragen “Wat voel je?” maar ook “In welke situatie komt dat gevoel steeds terug?” of “Wat gebeurt er om je heen als je dit ervaart?”

Gevoel van waardeloosheid
Een gevoel van waardeloosheid of een laag zelfbeeld ontstaat zelden zomaar. Het groeit vaak in relaties waarin iemand zich langdurig niet gehoord, erkend of serieus genomen voelt. Als je steeds weer het gevoel hebt dat jouw grenzen of ideeën er niet toe doen, ontstaat al snel een gedachte: ik ben niet belangrijk. Denk aan de relaties op de werkvloer waarin de ene persoon steeds inschikt, zorgt en luistert, maar zelden iets terugkrijgt. Bij uiting van gevoelens uit, wordt er overheen gepraat of lacherig op gereageerd. Na verloop van tijd trekt hij of zij zich terug en voelt zich leeg of somberheid. De persoon weet misschien niet eens meer waarom, maar het onderliggende verhaal dat zich heeft gevormd is: mijn stem doet er niet toe. Dat verhaal nestelt zich stilletjes in het zelfbeeld en voedt het gevoel van waardeloosheid. Niet omdat het waar is, maar omdat het te vaak is bevestigd.

Angst
Angst ontwikkelt zich soms in een omgeving waarin fouten maken niet wordt verdragen of waarin falen wordt gezien als persoonlijk tekort. In zo’n context groeit het gevoel dat je altijd moet opletten, presteren, of jezelf bewijzen. Er is weinig ruimte om te vallen en weer op te staan. Denk aan een kind dat opgroeit in een gezin waar hoge verwachtingen gelden. Cijfers moeten goed zijn, gedrag moet netjes, emoties moeten beheerst. Als het een onvoldoende haalt of iets vergeet, volgt er kritiek of stilte. Geen ruimte voor geruststelling of mildheid. Dat kind leert al vroeg: “Ik mag geen fouten maken.” Jaren later, als volwassene, voelt het bij elke twijfel of beslissing dezelfde spanning terugkeren. De angst is niet irrationeel — het is een echo van een omgeving waar falen onveilig voelde.

Somberheid en depressie
Somberheid ontstaat soms niet door één duidelijke gebeurtenis, maar door het langdurig leven volgens verwachtingen die niet bij je passen. Denk aan iemand die ooit koos voor een zekere studie of carrière “omdat het zo hoort”, terwijl zijn hart eigenlijk bij iets creatiefs ligt. Jarenlang leeft hij naar een beeld dat anderen van hem hebben. Hij is er zelfs in gaan geloven. Die aanpassing kost ongemerkt energie. Wat volgt is leegte, twijfel en somberte. Niet omdat hij faalt, maar omdat hij zichzelf langzaam is kwijtgeraakt in een verhaal dat niet werkelijk van hem is.

Vastzittende gedragspatronen
Vastzittende gedragspatronen zijn ooit ontstaan als overlevingsstrategie. Het zijn manieren van denken, voelen en doen die zich in de loop van het leven hebben vastgezet — niet willekeurig, maar als reactie op een omgeving waarin iemand zich niet veilig, gezien of geaccepteerd voelde. Denk aan een kind dat opgroeit in een gezin waar emoties nauwelijks ruimte krijgen. Als het verdriet toont, wordt het genegeerd of afgewezen. Dus leert het zich groot te houden, afstand te nemen, niet te veel te voelen. Dat is functioneel: het helpt om overeind te blijven. Maar jaren later kan diezelfde strategie leiden tot problemen in relaties. De ander komt niet dichtbij, er is weinig vertrouwen, verbinding voelt bedreigend.

Wat dan ‘persoonlijkheidsproblematiek’ wordt genoemd, is in wezen een oud patroon dat zijn oorsprong vindt in onveilige of eenzijdige interacties. Het is geen karakterfout, maar een verhaal dat zich te lang heeft herhaald zonder alternatief. In psychosociale herstelzorg zien we dit niet als iets wat ‘mis’ is met iemand, maar als iets wat ooit nodig was — en nu aandacht vraagt om opnieuw vorm te krijgen, met meer ruimte en keuzemogelijkheden.

“Het lag niet aan mijn werk, maar te lang mezelf voorbijgelopen”

Burn-out
Ook bij burn-out kijken we in de psychosociale herstelzorg niet alleen naar vermoeidheid of concentratieverlies als symptomen. We vragen: Wat maakt dat je zó lang bent doorgegaan? Wat wilde je waarmaken, voor wie? Wat stond er op het spel? Een burn-out ontstaat zelden alleen door ‘te veel werk’. Het is vaak het gevolg van langdurige spanning tussen innerlijke drijfveren en externe verwachtingen. Veel mensen met burn-outklachten zijn loyaal, verantwoordelijk, gevoelig voor erkenning of gewend zichzelf weg te cijferen. Die houding is niet zomaar ontstaan; ze is vaak gevormd in eerdere interacties – in het gezin van herkomst, op school, in een prestatiegerichte werkcultuur. Langzaam groeit er een verhaal: “Ik moet het alleen doen.” Of: “Ik mag geen fouten maken.” Zolang dat verhaal niet wordt bevraagd, blijft iemand geven — tot het breekt.

Signalen
In psychosociale herstelzorg kijken we dus niet naar de klacht als losstaand probleem, maar als een signaal. We leggen de verbinding tussen overtuiging en omgeving. Want pas als duidelijk wordt waarom iemand zichzelf zo is kwijtgeraakt, kan er gewerkt worden aan herstel – én aan nieuwe manieren van omgaan met grenzen, druk en verwachtingen. Zo ontstaat ruimte voor duurzame verandering.

In dialoog ontstaat ruimte
Herstel begint met het opnieuw vertellen van je verhaal — dit keer in een bedding van aandacht, nuance en mildheid. Niet als monoloog in je hoofd, maar in dialoog met een ander. Want verhalen ontstaan niet in isolatie. Ze worden gevormd in interactie: met ouders, leraren, collega’s, partners, systemen. En wat in die interactie is ontstaan, kan ook in dialoog veranderen.

Dialoog betekent niet alleen praten met elkaar. Het betekent: samen stilstaan bij wat er gezegd wordt én bij wat er voelbaar is tussen de woorden door. Het is luisteren zonder oordeel. Vragen stellen zonder haast. Iemand de ruimte geven om zijn verhaal niet alleen te vertellen, maar ook te herzien, te herontdekken. Misschien voor het eerst.

In psychosociale herstelzorg is dialoog geen techniek, maar een houding. We benaderen het verhaal niet als een probleem om op te lossen, maar als iets dat aandacht vraagt. Iets dat gevormd is in relatie tot anderen — en juist daarom in relatie mag veranderen. Dialoog opent ruimte voor betekenis, voor verandering, voor menselijkheid.

Zo wordt iemand niet langer het probleem, maar een mens met een verhaal dat opnieuw verteld mag worden — en dat de moeite waard is om gehoord te worden. Om het herstellen van het verhaal dat iemand over zichzelf is gaan geloven én van de relaties waarin dat verhaal is ontstaan. Psychosociale herstelzorg is geen eindpunt. Het is een nieuwe manier om betekenisvol te leven.

OVER ROB WILDERS

Rob Wilders is oprichter en psychosociaal therapeut bij NLT-Lab, gespecialiseerd in herstelzorg bij werkgerelateerde psychische klachten. Hij werkt met verhalen als ingang tot inzicht en verandering. In zijn praktijk helpt hij mensen om de gedachten en gevoelens die hen belemmeren in kaart te brengen en samen op zoek te gaan naar bekrachtigende perspectieven die ruimte geven voor herstel en veerkracht.

Een diagnose geeft helderheid, maar vertelt zelden het hele verhaal. Psychosociale herstelzorg helpt om de bredere context zichtbaar te maken.

_______________________

DE MEERWAARDE PSYCHOSOCIALE HERSTELZORG BIJ DIAGNOSTIEK

In de spreekkamer komt vaak het moment waarop iemand zegt: “Ik heb een diagnose gekregen.” Burn-out. Depressie. Angststoornis. Persoonlijkheidsproblematiek. Zo’n diagnose kan helderheid geven. Het biedt taal, erkenning, soms richting. Het geeft woorden aan iets wat vaak ongrijpbaar voelt. Het helpt mensen te begrijpen dat wat ze ervaren geen persoonlijke tekortkoming is, maar erkende problematiek. Dat kan opluchting en erkenning geven: “Het ligt niet aan mij alleen.”

Maar een diagnose vertelt niet het hele verhaal. Want vóór die diagnose speelde zich vaak al een proces af. Een periode van aanpassing, inschikken, proberen, zoeken. Van signalen negeren of uitleggen aan jezelf.

“Een label benoemt het probleem, maar vertelt zelden het hele verhaal”

In psychosociale herstelzorg zijn we daarom nieuwsgierig naar wat eraan voorafging. Niet als analyse, maar als uitnodiging: Wat gebeurde er voordat je het label kreeg? Welke veranderingen waren er in je leven? Wat moest je volhouden, en voor wie? Welke verwachtingen kwamen op je schouders te liggen?

Een diagnose duidt symptomen. Maar een verhaal toont verbanden. Het legt bloot hoe iemand zich verhoudt tot zijn omgeving, welke patronen zijn ingesleten, welke overtuigingen de boventoon zijn gaan voeren. Dat verhaal vertelt iets over de betekenis die iemand gaf aan wat hem of haar overkwam. En precies daar ligt een opening voor herstel.

Want pas als we weten waar iemand vandaan komt, kunnen we meebewegen richting waar iemand naartoe wil. Niet door de diagnose te ontkennen, maar door het verhaal erachter te erkennen.

Daarom is samenwerking in de psychische zorg waardevol.
Een diagnose kan richting geven, een verhaal kan diepte geven. Juist deze combinatie biedt een breder perspectief. Wanneer verschillende benaderingen samenwerken, bijvoorbeeld tussen huisarts, psychiater, psycholoog en psychosociaal therapeut, ontstaat er ruimte voor zowel klachtgerichte als contextgerichte zorg. Niet óf-óf, maar én-én. Zo wordt niet alleen de diagnose gehoord, maar ook de mens en zijn omgeving. Want achter elk label ligt een verhaal dat gehoord wil worden.